Waarom zou ‘A Church That Fits Our Needs’ van het
Amerikaanse Lost In The Trees minder goed zijn dan alle andere als meesterwerk
binnengehaalde alternatieve popplaten van de laatste jaren? De aandacht vanuit de muziekpers is sinds de
release in maart althans zo mager dat je bijna kwade opzet zou vermoeden.
Hoeveel pijn kan een mens verdragen in zijn leven? En,
nog belangrijker in een muziekblog, hoeveel daarvan kun je vervolgens in je
artistieke product stoppen voordat het tenenkrommend en onbeluisterbaar wordt?
Vragen die Ari Picker uit North Carolina wel bezig moeten houden, net als
iedereen die zijn muziek beluistert.
Picker is de zanger, gitarist, songwriter, producent en
bandleider van het Amerikaanse collectief Lost In The Trees. In 2008 bracht hij
in eigen beheer zijn eerste echte lp uit, All Alone In An Empty House. Op deze
plaat geeft hij een uitermate beeldende omschrijving van zijn jeugd als zoon
van een met psychische en medische problemen worstelende moeder, en een
emotioneel en fysiek gewelddadige vader, de onvermijdelijke scheiding en alles
wat daarna kwam. Hierin verwerkt hij zelfs toneelachtige dialogen gebaseerd op
ruzies tussen zijn vader en moeder. Huiveringwekkend en soms hallucinant, maar
gek genoeg ook buitengewoon warmbloedig en harmonieus:
De ellende was daarmee nog niet voorbij. Niet lang
na het uitkomen van All Alone in An Empty House pleegde de moeder van Picker
zelfmoord, naar verluid ook nog kort na de trouwdag van de muzikant. Intussen
was het debuut opgepoetst en opnieuw uitgebracht op het grotere label Anti-,
waarop dit jaar ook de nieuwe plaat is uitgekomen.
Het zal niemand verbazen dat A Church That Fits Our Needs
nog eens de overtreffende trap is van het debuut, in zijn intensiteit:
letterlijk een conceptalbum over zijn overleden moeder. Haar eigen leven als
schilderes, haar mentale problemen, haar invloed op het leven van Picker. Bij
gebrek aan kerkelijke gezindheid creëert Picker, naar eigen zeggen, een
kathedraal voor zijn moeder in de muziek. De albumtitel dient ook ongeveer zo
te worden opgevat: een plek waarin zijn moeder kan floreren, zo'n plek die geen
enkele kerk haar kon bieden, die het leven haar niet kon bieden.
Maar laten we ons even terugtrekken uit de context van
persoonlijk drama, want A Church That Fits Our Needs is veel meer dan een
exhibitionistisch tranendal. Wellicht is het zelfs de mooiste popplaat van het
jaar. De laatste weken en maanden, nu de gebruikelijke lijstjesgekte weer de
overhand krijgt, ben ik een groot aantal platen uit 2012 gaan beluisteren. Wat
betreft gevoel, inventiviteit en melodie ondervindt deze plaat in 2012
eigenlijk alleen concurrentie van het (nog niet officieel in Europa uitgekomen)
debuut van Asaf Avidan.
De klassieke scholing van Ari Picker is duidelijk te
horen: geen riffs van drie akkoorden maar weelderige, gelaagde arrangementen.
Geen meezingrefreintjes maar complexe, verhalende melodieën. En toch, en dat is
nog het meest bijzondere, blijft het allemaal behapbaar: de liedjes blijven
klein en memorabel, en Ari Picker mag zich rekenen tot het selecte clubje van
mensen als Rufus Wainwright en Joanna Newsom van mensen die
conservatoriummuziek in hun popliedjes kunnen verwerken zonder dat het kitsch
wordt (wat betreft freakfolk-elementen is Newsom een goede vergelijking, al
arrangeert Picker nog gelaagder en intelligenter dan de dame met het befaamde
peuterstemmetje).
Het heeft misschien een paar luisterbeurten nodig, maar de
mate van muzikale en emotionele bagage die de luisteraar over zich krijgt
uitgestort in acht genomen, is A Church That Fits Our Needs een verrassend
behapbare plaat. Schitterende, warme liedjes die recht uit het hart komen, met
gevarieerde instrumentatie die de muziek in beweging houdt. Een plaat die
gedrenkt is in een graad van schoonheid die alleen maar kan worden bereikt door
iemand die ook ware lelijkheid kent. Een plaat die ik nog wel duizend keer in
zijn geheel zou willen draaien.
Het is, in andere woorden, een meesterwerk. Een plaat die
zich kan meten met de beste platen van andere leveranciers van de betere
zielige muziek als Radiohead, Sufjan Stevens, Wilco en The National. In veel
gevallen zal Lost In The Trees de strijd zelfs winnen want waar veel van deze
acts proberen de luisteraar van hun diepzinnigheid te overtuigen vage metaforen
(National), groteske gebaren (Editors) of gehuil over hoe zwaar het is in een
rockband te zitten (Radiohead), is Lost In The Trees volledig vrij van dit
soort studentikoze maniertjes. Geen instrument is nutteloos, geen noot is
teveel, geen metafoor is overspannen.
Maar waar voorgenoemde bands, en andere bands die met min
of meer vergelijkbare platen kwamen, werden onthaald met superlatieven,
zegetochten door concertzalen over de hele wereld en plaatsen hoog in de
jaarlijstjes, blijft het rond deze plaat bijna verdacht stil.
Recensies zijn afwezig of worden ondergesneeuwd op de
grote hoop. Zo komt OOR met een positieve maar vrijblijvende recensie, net als
het Vlaamse De Standaard, terwijl op Pitchfork of Humo al helemaal geen
recensie is te vinden. Ook in de overzichten van bladen die al (gedeeltelijke)
jaaroverzichten hebben gepubliceerd (NME, Rolling Stone) is zelfs op de lage
posities de plaat niet te vinden.
Wie meer informatie zoekt over Lost In The Trees, of hun
nieuwe plaat, is derhalve aangewezen op obscure blogs waar ook ik de informatie
voor dit stuk heb vandaan gehaald (een goede: http://therumpus.net/2012/08/the-rumpus-interview-with-ari-picker-of-lost-in-the-trees/
). Ook op de festivals, zelfs diegenen die zich specialiseren in moeilijke
muziek, is Lost In The Trees de grote afwezige.
Men zou er bijna paranoïde van worden. Wordt de aandacht
van de journalisten weggekocht door grote platenmaatschappijen die de volgende
grijze Jake Bugg-formulezanger in de markt willen zetten? Staat de band niet op
het lijstje te hypen platen omdat Ari Picker weigert om Adidas te dragen bij
fotoshoots?
Wat natuurlijk ook kan, is dat mijn smaak hier gewoon
afwijkt, en anderen mijn enthousiasme niet delen. Prima natuurlijk, echter ik
beschouw mezelf intussen wel als cynisch genoeg om te kunnen zien wanneer er
een band aan de horizon opduikt die echt iets in haar mars heeft, en ik durf te
stellen dat dit hier zeker het geval is.
Hoe dan ook, het mechaniek waardoor sommige 'moeilijke
platen' als een meesterwerk worden binnengehaald, en andere bijkans worden
genegeerd, is me volstrekt onduidelijk. Maar veel kun je er niet aan doen,
behalve je bewondering voor de plaat uitspreken op je eigen blog die niemand
leest. Een druppel in de oceaan of:
And you whisper your secret in the microphone
As heard from the ocean all the way to my home
As heard from the ocean all the way to my home
Zeg in ieder geval niet dat ik er dit keer niet op tijd
bij was.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten